De Mission Dhuicque: beelden van een verwoest gewest.
In: fmm 27, September 2003, pp. 64 - 70.
In het negatievendepot van het Fotomuseum wordt een doosje bewaard met dertig autochroomplaatjes afkomstig uit het archief van de Mission Dhuicque. de transparante kleurenfoto's zijn in hun verschijning even fragiel en bekrast als de motieven die erop geregistreerd staan en een trieste materiële balans tonen van de langdurige strijd die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek heeft afgespeeld: beschadigde kerken, vernielde monumenten, verwoeste dorpen en gebombardeerde boerderijen.
Wanneer architect Eugène Dhuicque in mei 1915 opdracht krijgt van de minister van Wetenschappen en Kunsten om een inventaris te maken van alle waardevolle kunstvoorwerpen en monumenten in de frontstreek van niet-bezet België, blijkt het kalf al grotendeels verdronken. Ons land heeft, door het rotsvaste geloof in de ontastbaarheid van het neutraliteitsstatuut, bij het uitbreken van de oorlog geen enkele preventieve maatregel genomen om de beveiliging of evacuatie van waardevol patrimonium te garanderen en een jaar later zijn reeds heel wat ingrijpende verwoestingen een feit. In volle krijgszone en met beperkte middelen en mankracht, doorkruist de ploeg van Eugène Dhuicque gedurende drie jaar het zwaar getroffen gebied rond Nieuwpoort, Ieper, Poperinge, Veurne en Lo in de hoop te kunnen redden wat er nog te redden valt. Eugène Dhuicque formuleert in een ambitieus maar pragmatisch 10-punten programma zijn missie-opdracht als volgt:
1. het opsporen van kunstobjecten die verborgen werden op het moment van de invasie en zich momenteel onbewaakt in geëvacueerde woningen bevinden.
2. het in veiligheid brengen van waardevolle objecten, edelsmeedwerk, kerkelijke en religieuze stukken, antiek houtwerk, meubels, schilderijen, beeldhouwwerken, oude glasramen, documenten uit archieven en bibliotheken en alle andere objecten met enige artistieke, historische en wetenschappelijke waarde.
3. afgietsels maken van beeldhouwwerken, gedenkstenen, inscripties, enzovoort, die niet gedemonteerd kunnen worden.
4. het opmaken van een lijst van beschadigde monumenten en gebouwen die in de toekomst gerestaureerd dienen te worden.
5. het opstellen van een beschrijvende, grafische en fotografische inventaris van alle kunstvoorwerpen en monumenten.
6. het beschermen van kwetsbare onderdelen van gebouwen die blootstaan aan mogelijke bombardementen door het gebruik van zandzakjes of andere middelen die voorhanden zijn.
7. de uitvoering van consolidatiewerken aan gebouwen die beschadigd zijn door bombardementen en aan ruïnes met gevaar voor instorting.
8. het installeren van politiebescherming bij beschadigde gebouwen om plunderingen te voorkomen.
9. het ruimen van puin en het opgraven van waardevolle objecten die aan paragraaf 2 en 3 voldoen.
10. het maken van boedelbeschrijvingen, opmetingsplannen, foto's, enzovoort, en het noteren van alle andere opmetingen die relevant zijn voor de conservatie van het artistieke en wetenschappelijke patrimonium van het land.
Op het terrein opereren Eugène Dhuicque en zijn kompanen in kleine ploegen en op verschillende fronten tegelijk, en tegen 1918 heeft de missie een uitgebreid ensemble van geschreven en getekende bronnen en een beduidend aantal foto's verzameld. Van de in totaal 863 opnamen die Eugène Dhuicque in het kader van de opdracht met zijn eigen platencamera realiseert, zijn de meeste in een heldere zwart-witfotografie gemaakt. Binnen dit omvangrijk beeldarchief vormen de dertig autochromen eerder een losstaand ensemble. Uit deze kleurbeelden spreekt dat Dhuicque een degelijk vakman is en de fotografische techniek goed onder de knie heeft. Eveneens valt op dat hij, binnen de context van een zuiver registerende opdracht, een behoorlijk vrije en soms zelfs eerder lyrische benadering hanteert qua composities en camerastandpunten. Wellicht heeft de fotograaf te kampen met moeilijke werkomstandigheden en zijn de opties qua beschikbare standpunten in sommige gevallen te beperkt om een grondige systematiek of typologie in zijn fotoreeksen te leggen. Toch blijkt uit een aantal beelden waarschijnlijk ook bewust afstapt van een louter registrerende methodiek. Het gebruik van een kader binnen het beeldkader (het booggewelf in ill. 1, het gat in de muur in ill. 2, het ingestorte gewelf in ill. 3), het accent op monumentale schaduwpartijen (ill. 4 en 5), de inname van uitgesproken camerastandpunten (ill. 6) verlenen zijn beelden vaak een tableau-achtige esthetiek. Hier schemert ongetwijfeld de invloed door van het populaire landschapsgenre dat in die periode door heel wat schilders aan het front werd beoefend en waarin de oorlogsruïne als één van de belangrijkste motieven werd opgevoerd. Zoals ook uit zijn latere teksten spreekt, is Dhuicque zich eveneens bewust van de functie die de oorlogsruïne in zich draagt als symbool van een cultuur, een geschiedenis, een ideologie en ijvert hij - overigens zonder veel resultaat - voor het behoud van de belangrijkste ruïnes in de Westhoek als ultieme oorlogsmonumenten. Door het pastelachtige kleurenpallet en de pointillistische korrelstructuur die karakteristiek zijn voor het autochroomprocedé wordt het picturaal effect van Dhuicque's opnamen nog verhoogd. [1]
In hoeverre Dhuicque al dan niet intentioneel opteert voor de specifieke hoedanigheid van het autochroom om een schilderkunstig accent te leggen, blijft echter een vraagteken, daar we zijn beweegredenen niet kennen om zich tot deze techniek te wenden voor de productie van een relatief klein aantal opnamen. Misschien primeert voor Dhuicque de meerwaarde aan kleurinformatie die het autochroom kan bieden met het oog op latere restauraties, hoewel hij deze benadering echter niet consequent doortrekt binnen de hele fotografische missie. Bovendien is het autochroom het enige kleurenprocedé dat de fotografie in die tijd ter beschikking heeft en zijn de technische imperfecties, die wij met onze hedendaagse blik als impressionistisch en zweverig ervaren, misschien elementen die voor Dhuicque niet als prioritair naar voren treden. Nochtans lijkt dit onwaarschijnlijk omdat hij vrijwel zeker op de hoogte was van de heersende tendens binnen de amateurfotografie om romantische genretaferelen en idyllische landschappen net omwille van dit impressionistisch effect in de autochroomtechniek uit te voeren. Hoe dan ook verleent de verweving van registerende en interpreterende ambities deze autochromen een fijnzinnige gelaagdheid.
Zowel tijdens als net na de oorlog onderneemt Dhuicque de nodige stappen om het verzamelde materiaal te boek te stellen. Hij beoogt hiermee een dubbel doel: het Verwoeste Gewest en de verliezen die het geleden heeft kenbaar maken door een zo volledig mogelijk inventaris te presenteren, en een instrument aanreiken om de onderhandelingen betreffende de Duitse herstelbetalingen hard te maken. Om diverse redenen komt dit project echter niet van de grond. Pas in 1985 wordt de Mission Dhuicque en haar belang binnen de geschiedenis van de Belgische monumentenzorg gehonoreerd met een publicatie. [2]
[1] Het autochroomprocedé levert een uniek kleurenbeeld op door het gebruik van aardappelzetmeel als lichtgevoelig materiaal. Een glasplaat wordt gelijkmatig bestrooid met microscopisch kleine, rood, groen en violet gekleurde zetmeeldeeltjes. Elk gekleurd partikel laat zijn eigen kleur door. Ondanks technische imperfecties geeft het autochroom een bijzondere kleurweergave. De afgewerkte kleurtransparanten kunnen worden bekeken in kleurkasten, kijkadertjes of toverlantaarns.
[2] Herman Stynen (red.), Het verwoeste gewest, 15/18, Mission Dhuicque, Stichting Monumenten en Landschapszorg, uitgeverij Marc Van de Wiele, 1985.